De kracht van de vakbeweging
Samenvatting
Het is geen toeval dat het juist in tijden van crisis slecht gaat met de vakbeweging. De tering moet naar de nering gezet, de onderhandelingsmarges zijn klein en er valt voor de vakbeweging maar weinig te halen. Pas als ‘verworven rechten’ worden aangetast, vallen werknemers nog te motiveren. Mogelijk leidt de uitwerking van de voornemens tot het vervroegen van de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en het aanpassen van het ontslagrecht alsnog tot grote protestacties, maar zover is het nog lang niet.
Maar ook dan wordt de vakbeweging in deze tijd toch vooral gezien als de behartiger van de belangen van de ouderen, van de mensen die in het bezit zijn van de ‘verworven rechten’, die, zo wordt ons vaak ingepeperd, ten koste gaan van de jonge ‘outsiders’, die niet over die rechten beschikken, en ze waarschijnlijk ook nooit zullen krijgen. Waar nog bijkomt dat vakbondsbestuurders het onderling ook met elkaar aan de stok hebben gekregen, wat het beeld er niet aantrekkelijker op maakt. Veel goede vrienden heeft de Nederlandse vakbeweging niet meer.
Toch vervullen vakbonden een belangrijke functie in het arbeidsbestel en in onze samenleving. Vakbonden hebben, zo betoogden de economen Freeman en Medoff al in de jaren tachtig, een dubbel gezicht. Enerzijds behartigen ze de belangen van de leden, anderzijds dragen ze door ‘voice’ bij aan de arbeidsrust. Door georganiseerd op te komen voor de belangen van de werkenden dwingen ze werkgevers te zoeken naar oplossingen voor problemen van werknemers. Dat leidt tot arbeidsrust, en heeft bovendien nog gunstige neveneffecten, zoals een goede motivatie van werknemers.
In Nederland manifesteren vakbonden zich vooral op het centrale niveau van de loononderhandelingen. Dat heeft voor Nederland vooral gunstige effecten gehad voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Doordat Nederlandse vakbonden zich maar al te bewust waren van het effect van ‘overvragen’ op de werkgelegenheid, en daarmee ook op de eigen positie, heeft Nederland intussen een lange traditie van gematigde, verantwoorde loonvorming. Die traditie heeft geleid tot het ‘banenwonder’ van de jaren tachtig, en draagt er nu aan bij dat de werkloosheid in Nederland naar Europese begrippen laag is, zo lijken twee bijdragen in dit nummer van TvA te impliceren.
In de bijdrage ‘Loonvorming in tijden van crisis’ laat Laurens Harteveld zien hoe flexibel het Nederlandse poldermodel is. Na het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 werden de afspraken van het Najaarsakkoord 2008, gericht op een loonontwikkeling van maximaal 3,25% (gebaseerd op een inflatieraming van 3,25% voor 2009), in het voorjaar van 2009 vervangen door een nieuw akkoord met een maximale loonstijging van 1%. Die nieuwe afspraken werden snel geïmplementeerd, en uiteindelijk leidde dat ertoe dat vrijwel alle werknemers gedurende minimaal een jaar in de periode 2009-2011 er maximaal 1% op vooruit zijn gegaan. Het ‘responsief corporatisme’ blijkt goed te werken.
In de bijdrage ‘Werkgelegenheid en economische groei: Duitsland als voorbeeld?’ waarschuwen Freddy Heylen en Tim Buyse voor een al te responsief corporatisme. Ze laten zien dat het huidige Duitse banenwonder vooral gebaseerd is op loonmatiging. Duitsland investeert relatief weinig in menselijk kapitaal en in kapitaalgoederen. Heylen en Buyse argumenteren dat loonmatiging uiteindelijk een inferieure strategie is, zeker voor landen als Nederland en België. Nederland en België exporteren vooral binnen de Europese Unie, en dat betekent dat verbetering van de eigen concurrentiepositie door loonmatiging ten koste gaat van die van andere landen. Als alle landen hun lonen matigen, gaat niemand erop vooruit. En in de huidige situatie is Europa er het meest bij gebaat dat de lonen in Noord-Europa stijgen ten opzichte van die in Zuid-Europa. Juist Europa heeft op dit moment belang bij een sterke vakbeweging in Noord-Europa!
Onbeperkt toegang tot het online archief?
Wilt u dit artikel en alle andere artikelen in het archief onbeperkt kunnen lezen?
Log in of neem een abonnement.
© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.