MENU
  • Home
  • Actueel
    • Nieuws
  • Inhoud
    • Laatste nummer
    • Archief
    • Rubrieken
    • Artikelen
    • Boekbespreking
    • CBS-berichten
    • Column
    • Discussie
    • Diversen
    • Essay
    • Onderzoeksnotitie
    • Opinie & Debat
    • Praktijk
    • Redactioneel
  • Auteurs
    • Overzicht auteurs
    • Auteursrichtlijnen
  • Abonnementen
    • Abonnement aanvragen
    • Voorwaarden en wijzigingen
  • Over TVA
    • Achtergrond
    • Redactie
    • Adverteren
    • Links
    • Contact
Inloggen
Inhoud
Inhoudsopgave jaargang 28 (2012) / nummer 2
PDF  

Organisatorische innovaties in de praktijk

1 juni 2016

Samenvatting

Innovatie die werkt beschrijft de bevindingen en uitkomsten van het TNO programma Innovatie die Werkt (2006-2010). Het boek biedt een reeks beschrijvingen van cases waarin sprake is van innoveren in netwerken. Het zijn cases zowel in de private sector (arbeidsbemiddeling, MKB), semi-private sector (thuiszorg) als publieke sector (gemeente, ministerie, maatschappelijke veiligheid). In deze cases treden TNO-medewerkers op als onderzoeker, maar vaak ook als adviseur en zelfs als procesbegeleider. Vervolgens wordt in een aantal thematische hoofdstukken bekeken in hoeverre de bevindingen uit de cases breder toepasbaar zijn. Het geheel wordt voorafgegaan en afgesloten door meer theoretische bijdragen over innovatie.
Startpunt voor het programma is dat innovaties voor het Nederlandse bedrijfsleven erg belangrijk zijn, maar dat ze in de grote meerderheid van de gevallen niet slagen. Dat heeft tal van oorzaken, maar een belangrijke oorzaak is dat de organisatiestructuur vaak niet aangepast is om gunstige condities voor innovatie te creëren. De innovatie in de titel moet dan ook vooral worden begrepen als organisatorische innovatie, met name de invoering van nieuwe regels of procedures, vernieuwing van de arbeidsorganisatie en van de externe relaties.
Gezien de uiteenlopende settings waarin de cases zich bevinden, is er voor elk wat wils. Zelf was ik gecharmeerd door de beschrijving van het ‘buurtgericht werken’ in de thuiszorg. Er wordt in Nederland al geruime tijd nagedacht over de manier waarop de toenemende zorgbehoefte in een krappe arbeidsmarkt beantwoord kan worden. Daaruit ontstaat stilaan een goed beeld hoe zelfsturende teams in de thuiszorg tot betere resultaten leiden (Almekinders, 2006). In deze case wordt vooral de rol van sociale ICT’s belicht als middel om de zelfsturende teams te ondersteunen. Het betreft dan ICT’s die de communicatie, kennisdeling en communityvorming ondersteunen, zoals Twitter en Facebook. Of hoe technische innovaties organisatorische innovaties kunnen ondersteunen.
Ook de case rond maatschappelijke veiligheid is fascinerend. Het beschrijft de bijzondere setting van de hulpdiensten die een traditie kennen van specialisatie en coördinatie binnen de eigen organisatie. Maar in geval van rampen moet er vooral worden samengewerkt om tot gecoördineerde acties te komen. Deze case geeft aan hoe de multidisciplinaire samenwerking verbeterd kan worden en dit zowel op het operationele als het strategische niveau.
Niet aan te raden is om de verschillende hoofdstukken van het boek na elkaar te lezen. Elk hoofdstuk presenteert een eigen benadering en een eigen terminologie zodat een heldere kijk op ‘innovatie’ in het algemeen stilaan bedolven raakt. De meerwaarde van het boek ligt dan ook vooral in de beschrijving van de cases. Wie op zoek is naar informatie over manieren van samenwerking in en tussen organisaties in een van de sectoren waarin de cases opereren, kan er zijn of haar gading vinden. Voor een theoretisch inzicht in innovatie en hoe deze met behulp van (inter)organisatorische aanpassingen bevorderd kan worden, zijn andere publicaties meer geschikt.
De hoofdstukken die de bevindingen van de cases moeten veralgemenen, zijn immers minder overtuigend. Er is fors wat ‘newspeak’ in het boek dat de helderheid van de uiteenzetting niet ten goede komt. Ook wordt erg veel reclame gemaakt voor TNO-instrumenten, tools en methodieken die wel omschreven, maar niet ter beschikking gesteld worden, zodat we er weinig van kunnen leren. Ook het afsluitende theoretische hoofdstuk blijft erg beschrijvend van aard. We komen te weten dat succesvolle innovatie open is, participatief, iteratief, multidisciplinair en unieke kennis ontwikkelt of toepast. Maar hoe deze kenmerken zich tot elkaar verhouden en vooral hoe we door middel van organisatorische innovaties deze kenmerken kunnen bekomen, blijft grotendeels achterwege.
Nemen we bij wijze van voorbeeld het aspect ‘multidisciplinariteit’, dat als een absolute must voor innovatie wordt vooropgesteld. Uiteenlopende deskundigheden en belangen moeten bijeengebracht worden met het oog op maximale innovatiekracht. Maar welke structuur in en tussen organisaties is aangewezen om de kansen op een succesvolle interactie tussen deze kennisdomeinen te bekomen? Want innovatie ontstaat toch niet zomaar uit een loutere combinatie of stapeling van kennis. Zo is een matrixstructuur bij de ontwikkeling van nieuwe producten of diensten ook een uiting van de overtuiging dat innovatie de combinatie van meerdere kennisdomeinen vereist, maar het is maar zeer de vraag of dat ook een integrerende interactie tussen de kennisdomeinen bevordert. Een dergelijke organisatiestructuur leidt vaak tot lange ontwikkelingstijden, waar de markt precies korte innovatietijden vereist. Welke principes bij de inrichting van de organisatie deze integratie tussen kennisdomeinen dan wel kunnen bevorderen, komt in dit boek echter niet aan bod.

Onbeperkt toegang tot het online archief?

Wilt u dit artikel en alle andere artikelen in het archief onbeperkt kunnen lezen?
Log in of neem een abonnement.

Aanmelden
Vorige Inhoudsopgave Volgende
Twitter Facebook Linkedin
Delen Print PDF

© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Nummer 4, jaargang 36

ABONNEER je nu NIEUWSTE nummer VORIGE nummers
© 2009-2021