Donuteconomie: een wake-up call voor economisch denken
Samenvatting
Als u zegt dat het goed of slecht gaat met de economie, wat bedoelt u dan precies? Realiseert u zich wel dat deze alledaagse uitspraak twee radicaal verschillende dingen kan betekenen?
Donuteconomie: een wake-up call voor economisch denken
Raworth, K. (2017). Doughnut Economics: Seven ways to think like a 21st-century economist. London: Random House. ISBN 978-1-847-94138-1. Ook in Nederlandse vertaling (Donuteconomie) verschenen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam.
De eerste betekenis is de mate waarin de economie erin slaagt in de menselijke behoeften te voorzien. Immers, welvaart is de behoeftebevrediging met inzet van schaarse middelen. Als economen theoretisch nadenken over deze materie, komen ze meestal tot de conclusie dat deze eerste betekenis, in de vorm van een breed welvaartsbegrip, het ultieme criterium is voor het functioneren van de economie.
De tweede betekenis betreft de mate van activiteit in de economie. Hier gaat het om de omvang en geldwaarde van de productie en de geldstromen die met de transacties gepaard gaan. Een hoge activiteit is nodig om zoveel mogelijk mensen de kans te geven via arbeid een inkomen te verwerven en de geldstromen af te tappen voor belastingen, pensioenen en investeringen. In deze tweede betekenis zijn nationaal inkomen en economische groei de overheersende criteria.
Kate Raworth's veelbesproken boek Doughnut Economics gaat in essentie om de tegenstelling tussen deze twee betekenissen. Ze trekt met haar boodschap volle zalen en maakt furore in de massamedia. Deze furore heeft ongetwijfeld te maken met haar grote welbespraaktheid (in woord en geschrift) en ook verder sterke performance in haar optredens. Maar dat kan niet de enige verklaring zijn voor de enorme aandacht. Het lijkt erop dat de kloof tussen de twee criteria van de economie een golf van herkenning oproept bij een breed publiek.
Raworth kiest onomwonden voor het eerste criterium voor het functioneren van de economie en vult deze in met de metafoor van de donut. Het tegemoetkomen aan de menselijke behoeften verkeert onvermijdelijk in het spanningsveld tussen de productie van goederen en diensten enerzijds en de draagkracht van onze planeet anderzijds. In dit spanningsveld symboliseert de ring van de donut de smalle 'veilige zone' waarin de menselijke economie moet verkeren. Als de economie in productie en verdeling tekortschiet, valt een deel van de mensheid in het gat van de donut (d.w.z. in hun basisbehoeften wordt niet voorzien). Als de economie het draagvlak van de planeet te zwaar belast, schieten we buiten de ring van de donut en komen onze gezondheid en voortbestaan in gevaar. Het najagen van een steeds grotere economische activiteit (betekenis 2) kan dan een regelrechte bedreiging voor de welvaart (betekenis 1) vormen. Voor Raworth is het vanzelfsprekend dat het doel (en dus het succescriterium) van de economie moet zijn om zoveel mogelijk mensen in de veilige zone van de donut te brengen en te houden.
Zo gesteld lijkt de boodschap een open deur, maar dat is zij bij nader inzien toch werkelijk niet. Raworths centrale stelling is dat hoewel de economische wetenschap zich formeel op de eerste betekenis (het welvaartscriterium) baseert, in de praktijk bijna steeds de tweede betekenis (economische groei) komt bovendrijven. Haar verklaring is dat het vakgebied uit een misplaatste waardenvrijheid het welvaartsbegrip en daarmee het doel van de economie inhoudelijk oningevuld laat, waardoor een 'leeg nest' ontstaat in het hart van de discipline. Dit lege nest wordt gretig opgevuld met het koekoeksei van de economische groei. De angst om normatief te lijken leidt dus in de praktijk tot een onbedoelde maar onloochenbare normativiteit: groei als het criterium waar uiteindelijk alles aan wordt afgemeten. Omdat dit een fundamentele kwestie is, heeft Raworth haar boek geschreven als een kritiek op de fundamenten van de economische wetenschap.
Bijzonder aan het boek is dat deze fundamentele aanval niet alleen de woorden, maar ook de afbeeldingen van de economie betreft. Raworth maakt een sterk punt van de 'verborgen macht' die uitgaat van de 'visuele framing' van de economische grondslagen. En zo is het boek georganiseerd rondom een zevental voor de gangbare economie kenmerkende plaatjes, die in even zoveel hoofdstukken door andere plaatjes worden vervangen. Deze didactische manoeuvre draagt ongetwijfeld veel bij aan de zeggingskracht van haar verhaal.
De vernieuwing van deze zeven fundamenten vormt de echte substantie van het boek, veel meer dan de donut zelf. En hoewel Raworth het grootste deel van haar loopbaan buiten de muren van de universiteit heeft doorgebracht, toont zij zich zeer wel op de hoogte van de academische discussie rond deze onderwerpen. Hier is geen dilettant aan het woord! De zeven hoofdstukken vormen zelfs een uitstekende inleidende tekst om studenten en andere belangstellenden van de inzet van de discussies op de hoogte te brengen. Daarbij is het boek bovenal een effectieve vaccinatie tegen het klakkeloos aannemen van conventionele uitgangspunten. Ongeacht of je Raworths standpunten deelt of niet, je kunt na haar donut een mainstream tekst niet meer lezen zonder te denken: ja maar.
Voor arbeidswetenschappers zijn twee van de zeven hoofdstukken het meest van belang. Allereerst het hoofdstuk over het mensbeeld c.q. de gedragstheorie. Raworth trekt ten strijde tegen de in de economische theorie alomtegenwoordige homo economicus en stelt dat deze eenzijdige visie het evenzeer aanwezige vermogen van mensen om coöperatief en altruïstisch te zijn aan het oog onttrekt. Haar tegenargumenten zijn voor kenners van de literatuur overbekend, maar net als haar meeste voorgangers laat ook Raworth de wellicht rijkste bron van tegenargumenten onaangeboord: de arbeidssociologie. Juist in hun functioneren binnen arbeidsorganisaties tonen mensen dag in dag uit hun rijkere gedragsrepertoire en hun prosociale motivaties. Met kennis van deze literatuur had Raworth een nog sterker hoofdstuk kunnen schrijven. De macro- en microwerelden van economie en organisatie blijken ook in de wetenschap nog steeds te ver uiteen te liggen.
Ongelijkheid is het tweede thema dat de kern van ons vakgebied raakt. Raworth signaleert de weer toenemende ongelijkheid (vooral de exorbitante concentratie van rijkdom aan de top) en legt uit hoe de dominante theorieën hiervoor geen bevredigende verklaring kunnen bieden. Haar conclusie is dat een betere verdeling niet als een automatisch resultaat van de economische ontwikkeling tot stand komt, maar ingebouwd moet worden in de spelregels van arbeidsmarkt en bedrijfsleven. Distributive by design, luidt haar credo. Over hoe dat concreet moet, laat Raworth nog veel vragen open, waarbij mij opviel dat ze bij dit thema ook geen overtuigend tegenplaatje wist te tekenen. Maar dit gebrek weerspiegelt de geest van het boek: Raworth stelt ook zelf geen afgeronde oplossingen te hebben, maar nodigt het voltallige vakgebied uit om met haar mee te denken over de oplossingsrichtingen – met de donut als kompas.
Die oplossingen zijn hard nodig, want het boek gaat over een beangstigende materie. Diverse life-giving systems van planeet Aarde verkeren in de gevarenzone en bedreigen onze welvaart en zelfs ons voortbestaan. Raworth wil echter duidelijk niet in de hoek van de onheilsprofeten worden weggezet, maar een boodschap brengen van hoop en activering. Daarin slaagt ze qua toonzetting zeker, maar in haar verlangen overal hoopgevende tekenen te zien begint af en toe het wensdenken op te spelen.Van haar flirt met cryptocurrencies en internetcommunities krijgt deze lezer in elk geval eerder jeuk dan hoop en deze leidt bovendien af van de hoofdzaak. Die hoofdzaak wordt overtuigend gesteld in het laatste hoofdstuk: Hoe maken we het menselijk welvaren onafhankelijk van economische groei? Terecht signaleert Raworth dat de afhankelijkheid van economische groei in onze instituties is ingebakken. Dat is een tijdlang wellicht een goede formule geweest om mensen en bedrijven aan te sporen tot ongekende economische activiteit, maar deze stuit nu op zijn planetaire en maatschappelijke grenzen. We moeten onze samenleving uit zijn groeiverslaving verlossen.
Ik had na lezing wel enigszins te doen met mijn economische vrienden, die er zo van langs krijgen. Doet het boek recht aan hen en hun vakgebied? Nee, niet in de zin dat er vele economen zijn die deze zorgen delen, er eerder belangrijke boeken en artikelen aan hebben gewijd en er met hun brede welvaartsbegrip theoretisch gesproken alle ruimte voor bieden. Maar het doet wel recht in de zin dat economie in de praktijk steeds in overweldigende mate weer uitkomt bij het groeicriterium. Dat criterium wordt ook als vanzelfsprekend toegepast door economen die op een ander moment de analyse van Raworth zouden onderschrijven. Misschien is het feit dat de ene hand te vaak niet weet wat de andere doet, wel het grootste probleem van het vakgebied.
Het boek is niet de 'redding van de wereld'. Het biedt geen 'oplossingen' in de praktische betekenis van het woord. Evenmin is hier 'de nieuwe Keynes' opgestaan, zoals sommige aanprijzingen willen. Raworth lost geen intellectuele puzzel op (zoals Keynes in zijn tijd) en de donut heeft slechts metaforische, geen analytische waarde. Maar ieder vakgebied heeft op zijn tijd een boek nodig waarin de existentiële vragen (opnieuw) worden gesteld: Waar zijn we mee bezig? Waar dient het allemaal voor? Wat zouden de prioriteiten moeten zijn? Als een vrouw van de wereld trekt Kate Raworth onbeschroomd en onbescheiden ten strijde om gewapend met een uitzonderlijk beeldend taalgebruik ons eraan te herinneren waarin die prioriteiten gelegen zijn.
Raworth maakt overtuigend haar punt dat de opgave voor de 21ste-eeuwse economie moet worden gezocht in herontwerp. Hoe maken wij onze vitale instituties van de arbeidsmarkt, het bedrijfsleven, de overheidsfinanciën en de oudedagsvoorziening onafhankelijk van economische groei? In dit herontwerp ligt een uitdaging voor alle knappe koppen die de wetenschap kan mobiliseren, mits zij de donut tot richtsnoer maken. De grootste verdienste van dit boek is dat je enorme zin krijgt je met deze vragen bezig te houden en met de uitdagingen aan de slag te gaan. Doughnut Economics vormt in elk geval een wake-up call die economen en andere sociale wetenschappers niet onbeantwoord kunnen laten.
© 2009-2021 Uitgeverij Boom Amsterdam
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.